Ik beken het feit: geen advocaat nodig dus. Of toch?

Piet steelt twee kentekenplaten van een auto, dekt hiermee het kenteken van zijn eigen auto af en rijdt vervolgens naar een nabijgelegen tankstation. Na zijn tankbeurt rijdt hij (bewust) weg zonder te betalen. Piet wordt gepakt door de politie en bekent beide diefstallen te hebben gepleegd. De officier van justitie stuurt Piet een dagvaarding om […]

Piet steelt twee kentekenplaten van een auto, dekt hiermee het kenteken van zijn eigen auto af en rijdt vervolgens naar een nabijgelegen tankstation. Na zijn tankbeurt rijdt hij (bewust) weg zonder te betalen.

Piet wordt gepakt door de politie en bekent beide diefstallen te hebben gepleegd. De officier van justitie stuurt Piet een dagvaarding om te verschijnen bij de Politierechter.

Voor de  verdediging van Piet is de vraag aan de orde of en zo ja welk verweer er te voeren valt. Op de tenlastelegging van de officier van justitie staan twee afzonderlijke feiten vermeld: verdenking van diefstal van de kentekenplaten en brandstofdiefstal. Beide feiten kunnen worden bewezenverklaard en als diefstal worden gekwalificeerd. Piet heeft ook bekend. Piet is ook een strafbare dader. Vanuit het perspectief van de verdediging van Piet liggen op deze punten dus (helaas) geen kansen.

De zaak lijkt zo klaar als een klontje. Voor Piet geen reden of mogelijkheid om verweer te voeren. Of een advocaat in de arm te nemen. Of is dat toch verstandig?

Een mogelijkheid die nog resteert is een te voeren verweer rondom de door de rechter op te leggen straf. Een voorbeeld van een te voeren verweer:

In dit verband is Titel VI van het Wetboek van Strafrecht  (Samenloop van strafbare feiten) en daaruit met name artikel 56 lid 1 (Voortgezette handeling) relevant.

Dit wetsartikel luidt:

Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, dan wordt slechts één strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Het leerstuk van de voortgezette handeling  biedt dus (mogelijk) kansen voor een op zitting te voeren zogenaamd strafmaatverweer.

Uit de Memorie van Toelichting bij dit wetsartikel komt naar voren dat de wetgever de invulling van dit leerstuk over heeft willen laten aan de rechter. Of er sprake is van voortgezette handeling is volgens de wetgever een zuiver feitelijke vraag. Daarbij komt het er op aan of de verschillende strafbare feiten de uiting van één ongeoorloofd besluit zijn, waarbij bij geheel verschillende strafbare feiten dit nooit het geval kan zijn.

De rechtspraak heeft dit verder uitgewerkt en daardoor is dit leerstuk casuïstisch van aard.

Wat betreft het eerste (en belangrijkste) aspect heeft de verdediging van Piet mogelijkheden: er moet sprake zijn van (niet meer dan) één ongeoorloofd wilsbesluit, de zogenaamde ‘eenheid van (wils)besluit’. Bij Piet was dit het geval; beide diefstallen waren onderdeel van hetzelfde plan. Het besluit om daaraan uitvoering te geven en beide diefstallen te plegen werd (impulsief) in één moment genomen.

Ook aan het volgende (meer juridische) vereiste lijkt de casus van Piet te voldoen: de gelijksoortigheid. Wanneer hetzelfde strafbare feit (in dit geval diefstal) meermalen achtereen wordt gepleegd levert dit vereiste weinig problemen op.

Anders is dit bijvoorbeeld wanneer iemand slachtoffer is geworden van afpersing en ( c.q. mede door) wederrechtelijke vrijheidsberoving. In de rechtspraak is voor dit specifieke voorbeeld bepaald dat deze twee strafbare feiten te zeer verschillend van aard zijn om als onderdeel van één voortgezette handeling te kunnen worden aangemerkt. Er volgenden twee aparte straffen voor beide feiten. De rechter liet zich in dat oordeel leiden door de bedoeling van de wetgever (Memorie van Toelichting) bij de totstandkoming van de wet waarin deze strafbepalingen zijn opgenomen.

Tenslotte dient er ‘eenheid van tijd’ te zijn. De feiten mogen in tijd niet samenvallen, maar aan de andere kant mag er ook niet te veel tijd tussen beide feiten zitten. Ook hier lijkt Piet ‘goed’ te zitten. Nadat hij de kentekenplaten heeft gestolen van een auto die geparkeerd stond in de wijk om de hoek van het tankstation, heeft Piet ze direct op zijn eigen auto geplaatst en is hij meteen doorgereden naar het tankstation.

Nu aan alle vereisten lijkt te zijn voldaan is verdedigbaar dat er sprake is van enkelvoudige voortgezette handeling. Het gaat immers om hetzelfde strafbare feit (diefstal) dat meermalen in dezelfde (voortgezette) handeling is begaan. Dit in tegenstelling tot meervoudige voortgezette handeling, waarbij er sprake is van verschillende feiten (bijvoorbeeld diefstal van een hamer en zware mishandeling)

Op zitting zal de verdediging zich (moeten) refereren aan het oordeel van de rechter rondom de feiten. Deze konden immers worden bewezenverklaard en kwalificeerden als diefstal. Wat resteert is een te voeren strafmaatverweer waarin wordt benoemd dat artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat er sprake is van enkelvoudige voortgezette handeling. Er zal kunnen worden bepleit dat aan Piet wegens beide door hem gepleegde diefstallen geen straf wordt opgelegd die in totaal hoger uitvalt dan de straf die rechters normaal gesproken opleggen wegens het plegen van één enkele diefstal.

De verdediging kan een voorstel doen waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de door de Rechtspraak (zelf) opgestelde Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS- afspraken (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht).

Lees ook:

Wij staan voor u klaar

Hoofdverdachte.nl is onderdeel van Hogeman Dooijeweerd Advocaten, een advocaten kantoor uit Zutphen. Een team met specialisten op het gebied van strafrecht. We bundelen onze kennis en bieden daarom meer dan 60 jaar ervaring met u. Wij oordelen niet en zijn er enkel in uw belang.

Vraag een gratis intakegesprek aan:

Nieuwstad 83
7201 NM Zutphen